De vissers van Texel die Jacob Brouwer kenden, wisten dat zijn boot eigenlijk te oud was om ermee de zee op te gaan. Maar Brouwer was met 67 jaar niet zo jong meer en hij had geen geld om zijn boot op te knappen en beter uit te rusten. Hij had wél de nodige ervaring, want hij had zijn hele leven al gevaren. Daarom voer hij op 9 juli 1872 samen met zoon nog gewoon erop uit om wat vis te vangen. Wat er gebeurd is weet verder niemand, maar zijn gammele botter werd door enkele vissers op de Noorderhaaks teruggevonden. Deze was lek gestoten en vol water gelopen. In de mast zat het dode lichaam van Jacob. Van zijn zoon heeft niemand ooit meer wat teruggezien. Jacob Brouwer viste tussen Noorderhaaks en het eiland Onrust. Op dat moment was Onrust nog een eiland, maar verplaatste zich steeds meer in de richting van Hors, het duingebied van Texel waarmee het later zou verhelen. Bij Onrust was het goed vissen, vooral op ansjovis, maar meer nog op haring en geep. De geep is een vis die doorgaans dicht aan de kustlijn zwemt. Vanaf de dijkglooiing bij Huisduinen is de geep goed te vangen. Maar de geep – een vis met een groen graat – werd vooral gevangen bij Onrust. Voor alle drie de vissoorten geldt dat deze met een speciaal net, de zegen, werden gevangen. Het eiland Onrust leende zich blijkbaar goed voor de zegenvisserij, de omringende geulen werden door de vis gebruikt als verbinding tussen de Zuiderzee en de Noordzee. Kenmerkend voor de zegenvisserij is dat dit met veel mankracht moet gebeuren. Enkele mannen bleven met het net op strand staan, terwijl anderen vanuit kleine vletterboten de zegen in een weide boog uitzette in het water. Voor deze vorm van visserij was al snel een man of tien tot twaalf nodig. Na verloop van tijd werden steeds stukjes net binnengetrokken. Voor de geepvisserij was er nog een bijzonderheid. Het net kon pas binnengehaald worden als de geep was gezien in de zegen. Hiervoor werden geepkijkers aangewezen. Deze mannen keken toe of de geep inderdaad in de zeeg zwom. Omdat de geep de neiging heeft om met drijvend materiaal in zee te spelen, werden ook wel stokjes in het water gegooid. De spelende geep was beter zichtbaar in het glinsterende water. De geepvisserij in het zeegebied bij de Haaksgronden is nooit van enige betekenis geweest. Het zijn vooral de Wieringers geweest die zich in de Zuiderzee hebben toegelegd op het vissen op geep.