
Over het reddingswerk vanaf de tweede helft van de 19e eeuw hangt een romantische gloed. Het is de tijd van de opkomende stoomvaart, maar de periode 1850 -1920 is ook een tijd van zeer veel schipbreuken in het zeegebied rondom de Haaksgronden. De romantische sfeer van het reddingwerk vindt vooral oorzaak in de persoon van Dorus Rijkers en de mensen om hem heen. Grote mannen, met een knevel of een sik en een pijpje. De jas rijk gedecoreerd met medailles en allerlei onderscheidingen. Er loopt een cirkel om Rijkers met daarin andere gedecoreerde mensen zoals Coenraad Bot en Jan Bijl en zo zijn er nog wel een paar te noemen. Het zijn namen van uit de zeeheldenbuurt van Den Helder. Het is oude reddingsglorie waarbij Dorus Rijkers in het middelpunt staat. Hij was tijdens zijn leven al een icoon voor onbaatzuchtig reddingwerk. Hij gaf de Reddingmaatschappij een gezicht en was tijdens zijn leven al symbool bij verschillende wervingsacties waarbij geld werd ingezameld voor Nederlandse redders. Dorus Rijkers wordt wel gezien als de grondlegger van het reddingwerk. Maar dat is niet juist, want het reddingwerk had immers al een 50 jarig bestaan achter de rug toen Rijkers begon. Hij is vooral de voortzetter geweest van het reddingwerk in een sterk veranderende periode en heeft in totaal 511 mensen gered van de Haaksgronden en de andere zeegebieden bij Den Helder. Hiermee draagt Dorus Rijkers de titel Koning van de Haaksgronden. Dorus Rijkers had een stiefzoon. Janus Kuiper eveneens reddingwerker.